Superoma

Corona was op weg om de wereld te domineren. Ik moest denken aan oma en schreef er een stukje over.


Haar ring lijkt strak om haar vinger te zitten, maar heeft in al die jaren een mooi geultje in haar huid gemaakt. Zwijgend draait ze hem rond en rond. Ze staat bij het raam, zoals ze elke dag doet. Zacht streelt ze het hout van de fotolijst op de vensterbank, zijn pretoogjes kijken haar aan. Die pretoogjes, waar ze zo verliefd op werd, lang geleden.

Ze schrikt op van een auto die voorbij rijdt. Dat gebeurt niet vaak meer. Het is zo stil. De jongens van de buren spelen niet meer in het speeltuintje, alle mensen lijken verdwenen te zijn. Ze begrijpt niet zo veel meer van de wereld. Waar is iedereen gebleven? Haar zoon komt elke dag even langs om boodschappen te brengen, maar hij blijft op de stoep staan en geeft haar niet eens een zoen als hij weer naar huis gaat.

Gedachteloos schuifelt ze naar de gang om bij haar voordeur naar buiten te kijken, maar ze bedenkt zich als ze de deurknop vast pakt. Er is buiten niets interessants meer te zien. Haar botten kraken als ze weer in haar versleten stoel gaat zitten. De ring draait rond en rond, maar ze begrijpt niet zo veel meer van de wereld.